Speciaal voor nieuwe leden maar ook handig voor wie al wat langer tennist… is er een boekje uitgekomen met de Spelregels van tennis in een notendop. Namen van de lijnen, diverse slagen en verschillende tennistermen worden toegelicht. Klik op de link hieronder om het boekje te downloaden.
Twijfelt u steeds over de exacte regelgeving, wilt u meer weten over de tennisregels of gewoon op de hoogte zijn van de regels van uw sport? Hier kunt u het nalezen!
Officiële afmetingen van de tennisbaan
Lengte baan (van baseline tot baseline): 23.77m
Breedte baan bij dubbelspel: 10.97m
Breedte baan bij enkelspel: 8.23m
Breedte tramrails: 1.37m
Hoogte net aan de zijkanten van het veld: 1.07m-1.09m
Hoogte net in het midden van het veld: 0.914m
Officiële afmetingen e.d. van de uitrusting en bal
Tennisballen: doorsnee ongeveer 6.5 cm Tennisballen: gewicht ongeveer 57 gram Tennisballen: stuiterhoogte van een hoogte van 2.5 meter losgelaten moeten ze van een ondergrond tussen de 1.27m en 1.52m hoog opspringen. Racket: geen beperkingen aan grootte en gewicht. Het racket moet een enkelvoudige bespanning hebben.
Spelsoorten
De 5 spelsoorten zijn:
Herenenkel, Damesenkel, Herendubbel, Damesdubbel en Gemengd dubbel (mix). Het is toegestaan dat junioren en senioren in toernooiverband tegen elkaar spelen, mits er geen leeftijdsgrenzen zijn vastgesteld.
Serveren & retourneren
Serveerder en ontvanger
De speler die serveert (de bal opslaat), is de serveerder; de speler die ontvangt, is de ontvanger.
Serveren of kant kiezen
Voor het begin van de wedstrijd wordt door loting uitgemaakt wie met serveren begint en wie de kant kiest. Degene die de loting wint, mag kiezen tussen serveren of ontvangen en zijn tegenstander mag dan de kant kiezen, aan welke hij de wedstrijd wil beginnen. Kiest de winnaar kant, dan mag de ander kiezen tussen serveren of ontvangen. Ook kan de winnaar van de loting bepalen dat zijn tegenpartij de eerst keus doet. Zie ook: Baanwissel Serveren Voor het begin van de opslag moet de serveerder met beide voeten achter de achterlijn staan, en wel afwisselend aan de rechter- en aan de linkerkant van het midden van de baan. Bij het begin van elke game begint de serveerder van rechts. Hoe men serveert, moet men grotendeels zelf weten, als de bal maar eerst in de lucht wordt gegooid en via het racket geslagen wordt, voordat de bal de grond heeft geraakt. De bal mag dus niet stuiteren, maar een onderhandse service mag wel. Men heeft geserveerd, zodra het racket de bal geraakt heeft. Zie ook: Serveerfouten, Serveerrichting Serveren in de dubbel De serveervolgorde wordt in een dubbelspel bij het begin van elke set bepaald. Het paar dat begint, moet uitmaken wie van de twee het eerst serveert. Het andere paar beslist, zodra zij aan de eerste serveerbeurt toe zijn. In de 3e game serveert de partner van de eerste serveerder, in de 4e game de partner van de tweede serveerder. Zolang de set duurt, gaat het in deze volgorde verder, maar bij het begin van de volgende set mag men, als team, (bijv. om tactische redenen) van de volgorde van de vorige set afstappen.
Terugslaan in de dubbel
Bij de ontvangers is het natuurlijk precies andersom gesteld. Men bepaalt voor het begin van de match wie rechts of links staat en wie dus als eerste de service ontvangt. Ook hier blijft deze volgorde, eenmaal gekozen, tijdens de complete duur van de set hetzelfde. Daarna mogen de retourneerders als ze willen de volgorde veranderen.
Voet- en serveerfouten
Sommige dingen zijn bij het serveren niet toegestaan: de serveerder mag tijdens de opslag niet lopen. In het algemeen mag hij zijn positie niet noemenswaardig veranderen, hoewel onbetekenende voetbewegingen zijn toegestaan. De serveerder mag niet met één of twee van zijn voeten de baan binnen de lijnen aanraken eer hij geserveerd heeft, noch zich op het moment van serveren ergens anders bevinden dan rechts of links van de baseline. De lijnen horen bij het speelveld, dus wie de lijn aanraakt bij het serveren, gaat ook in de fout. Je kunt dus de opslag zelf incorrect uitvoeren, een voetfout maken, aan de verkeerde kant van de middellijn staan, de bal niet in het goede servicevlak staan of de bal in het net slaan. Ook een bal die tegen tegen de stoel van de umpire belandt, is fout geserveerd. Bij een dubbel is het een fout als men tegen het lichaam van de (bijv. aan het net staande) medespeler opslaat of tegen diens racket. Slaat de serveerder daarentegen de bal rechtstreeks tegen het lichaam van de partner van de ontvanger, dan gaat het punt naar de serveerder. Ook als de verkeerde tegenstander retourneert, terwijl diens partner dat had moeten doen, gaat het punt naar de andere partij. Zie ook: Punten scoren Serveerrichting De geserveerde bal moet over het net worden geslagen in het vlak diagonaal daar tegenover. Op de lijn geslagen ballen zijn “in” en worden derhalve ook goedgekeurd. De ontvanger mag de service pas retourneren, als de bal de grond heeft geraakt. Is de eerste opslag fout, dan heeft de serveerder altijd het recht om een tweede keer te serveren (’tweede service’). Pas als ook die tweede service fout is, verliest de serveerder het punt.
Ongeldige opslag
De opslag is ongeldig als: de geserveerde bal het net raakt maar wel “in” geslagen is, de geserveerde bal het net raakt en daarna de ontvanger of diens racket, de opslag is afgeleverd op een moment, waarop de ontvanger nog niet spelklaar was. In al deze gevallen moet de service worden herhaald.
Er wordt een let gespeeld.
Ontvanger klaar? De serveerder mag pas serveren, als de ontvanger klaar is. Indien de ontvanger een poging doet om terug te slaan, ook als hij niet klaar was, wordt aangenomen dat hij klaar was. Dus als hij dan de bal mist, is het punt voor de serveerder.
Opslagwissel in enkelspel (single)
Als het eerste spel (game) ten einde is, verwisselt men van service. In een (heren/dames)enkelspel verwisselt men na elke game van service. Zie ook: Serveren in de dubbel
Bal in het spel
De bal is in het spel, zodra de service correct heeft plaatsgevonden. De bal blijft in het spel totdat het punt is gemaakt
Baanwissel
Na het eerste, het derde, het vijfde en na elk ander oneven spel wordt van baankant gewisseld (dus bij de standen: 1-0 2-1 3-2 3-0 4-3 4-1 5-4 5-2 5-0 6-5 6-3 6-1 7-6). Of een set ten einde is, doet er hierbij dus niet toe. Bij een baanwissel is er altijd een korte rust. Volgens de internationale tennisregels mag deze pauze maximaal 2 minuten zijn.
Punten scoren.
Punt voor de serveerder De serveerder wint een punt wanneer: de geserveerde bal de ontvanger of diens racket raakt, voordat de bal de grond heeft geraakt, als de ontvanger niet correct terugslaat. Punt voor de ontvanger De ontvanger wint een punt wanneer: de serveerder tweemaal achtereen fout serveert (dubbele fout). Zie verder onder puntverlies.
Puntverlies
Een speler verliest een punt wanneer: hij de bal niet terugslaat, eer de bal tweemaal op zijn helft de grond heeft geraakt, hij de bal buiten de lijnen slaat, hij een bal slaat, die zich nog op de helft van de tegenpartij bevindt (bijv. van het volleren), hij zijn racket gooit naar de bal en deze raakt, hij de bal tweemaal direct achter elkaar raakt, hij het net raakt terwijl de bal nog in het spel is, hij de bal met zijn lichaam raakt.
Bal op de lijn
Omdat de lijnen tot de baan behoren, telt een bal die op de lijn valt als goed. Ook als het grootste gedeelte van de bal buiten de lijn de grond raakt naar een deel van de bal de lijn, is de bal “in”.
Goed teruggeslagen
Een geretourneerde bal is goed, indien de bal na het net, de netband, de netpalen of een ander tot het net behorend voorwerp heeft geraakt en vervolgens in het goede vak binnen de lijnen van het veld (of servicevak in geval van een service) is terechtgekomen.
De telling
Indien de speler een punt maakt (zelf scoort of via een foute slag van de tegenstander) dan staat hij op 15, wint hij ook het tweede punt dan staat hij op 30, wint hij ook het derde punt dan klimt zijn score naar 40 en als hij ook het vierde punt naar zich toetrekt, dan heeft hij een game gemaakt. Maar er zijn uitzonderingen op die regel. Indien beide spelers 3 maal een punt hebben gescoord, staat het 40 gelijk (“deuce”). Wie daarna scoort komt op “voordeel” (advantage); wint hij bij die stand het volgende punt, dan is de game voor hem. Maar als de tegenstander het volgende punt maakt, dan is het opnieuw gelijk enzovoort, totdat een van de spelers na de gelijke stand (deuce of daarna) tweemaal achtereenvolgens scoort. Daarmee is dan die game (dat spel) beslist. In theorie kan “deuce-voordeel/nadeel” eindeloos doorgaan. Hieronder een voorbeeld van hoe een game zou kunnen verlopen: 15-0, 30-0, 30-15, 40-15, 40-30, 40-40 (deuce), voordeel, deuce, nadeel, deuce, nadeel, GAME
Tie-break
De tie-break regeling gaat in werking, zodra een gelijke stand van 6-6 is bereikt. Deze beslissende fase van een set verloopt als volgt:
Tie-break in het enkelspel
De speler die het eerst 7 punten bezit (met een voorsprong van twee punten) heeft een tie-break en daarmee de set gewonnen. Wordt er in die tie-break een 6-6 stand bereikt, dan moet men zo lang doorgaan, totdat een van beide spelers een voorsprong van 2 punten behaald heeft. Men telt in de tie-break niet 15-0, 30-0 enz., maar 1-0, 2-0 enz. De speler die de tie-break met de opslag begint, serveert voor één punt, maar zijn tegenstander daarna voor het tweede en derde punt. Vervolgens serveren beide spelers voor twee punten achtereen, totdat vaststaat wie gewonnen heeft. Vanaf het eerste punt wordt er afwisselend vanaf de rechter- en de linkerkant geserveerd. Er moet van kant gewisseld worden na elke 6 punten en ook nadat de tie-break ten einde is.
Tie-break in het dubbelspel
In de tie-break wordt het dubbelspel op dezelfde manier gespeeld als het enkelspel. De speler die met serveren begint, serveert voor het eerste punt. Daarna geldt voor iedere speler die aan de beurt is dat hij voor twee punten achtereen serveert. Dat gaat zo door tot vaststaat wie de tie-break, en dus ook de set, gewonnen hebben.
Opslag-volgorde
De speler die (het duo dat) in de tie-break met serveren is begonnen, ontvangt de service in de eerste game van de volgende set.
Sets
Setwinst
Een speler die 6 games heeft gescoord, heeft de set gewonnen op voorwaarde dat er een verschil is van tenminste 2 games. Dat betekent dus dat als de set niet uit is, als iemand met 6-5 de leiding heeft genomen. Het kan na een 6-5 stand, 6-6 worden (tie-break) of 7-5 (winst).
Hoeveel sets?
In het algemeen is die speler winnaar van de partij, die 2 sets heeft gewonnen. Er zijn echter toernooien, waaronder de Davis Cup en de Grand Slam toernooien (Australian Open, US Open, Roland Garros, Wimbledon), waarin bij herenpartijen diegene de winnaar is, die 3 sets heeft gewonnen. Bij dames wordt nooit om meer dan 3 sets gespeeld (“best of three”), maar bij de heren kan een partij die om 3 gewonnen sets gaat, maximaal 5 sets duren. Dit systeem noemt men “best of five”.